De thema’s zijn geprioriteerd op basis van actuele kwesties en inventarisaties van kennis- en informatievragen onder belanghebbenden. De blauwdruk die voor de basismonitoring is ontwikkeld, zal voor elk nieuw thema worden ingezet.
N.a.v. actuele situaties kunnen er wijzigingen optreden in de teksten Kern en Aanpak.
4 december 2014
Het waddengebied staat wereldwijd bekend om zijn natuurwaarden. Het behoud van deze natuurwaarden is vastgelegd in een veelheid aan beschermings- en beheerkaders zoals de Vogel- en Habitatrichtlijn, Kaderrichtlijn Water en het Subsidiestelsel Natuur en Landschap. Andere kaders zijn de Waddenzee als Werelderfgoed, Ramsar gebied, Ospar gebied en Mens en Biosfeer reservaat. Als gevolg van de vele beheerkaders en het groot aantal uitvoerende instanties verloopt de afstemming van monitoring en de uitwisseling van data en informatie niet optimaal.
Veel natuurbeheermaatregelen richten zich op de bescherming van wadvogels en de factoren die bepalend zijn voor hun aantallen en verspreiding in de Waddenzee. Als bijdrage aan de monitoring die noodzakelijk is voor een goed beheer van wadvogels, zal er gewerkt worden aan methodieken voor het eenduidig in kaart brengen van de verspreiding van wadvogels tijdens laagwater, onder meer door het analyseren en het eventueel combineren van de technieken die hiervoor reeds worden gebruikt o.a. door directe waarnemingen, zenders en vogelradar.
Introductie van exoten ondermijnt de beschermingsdoelstelling van de trilaterale Waddenzee samenwerking om het waddenecosysteem zo natuurlijk mogelijk te houden. Invasies van uitheemse soorten kunnen inheemse planten en dieren beïnvloeden, bijvoorbeeld via verdringing en predatie, maar kunnen ook negatieve gevolgen hebben voor de economie zoals hogere onderhoudskosten voor schepen en havens. De opgave vanuit het beheer is te komen tot een monitoring van exoten dat de kans op een vroege aanpak en de kennis om verspreiding te voorkomen verhoogt.
Bij de monitoring van exoten moet rekening worden gehouden met de Europese beleidsontwikkelingen die van belang zijn voor de trilaterale samenwerking in de Waddenzee. De huidige monitoring van uitheemse soorten in de Waddenzee-
gebieden van Nederland, Duitsland en Denemarken wordt beschreven en voor- en nadelen voor verschillende monitoringsaanpakken in kaart gebracht. De toegevoegde waarde van moleculaire technieken en het betrekken van burgers (Citizen science) bij het signaleren van nieuwe soorten zijn verkend.
De Waddeneilanden hebben de ambitie om in 2020 zelfvoorzienend te zijn op het gebied van energie. Op de vastelandskust vinden vele initiatieven plaats in het kader van ‘Energy Valley’. Op de Afsluitdijk staat bij Kornwerderzand een proefcentrale voor ‘Blue Energy’ en bevindt zich bij Den Oever een getijdenturbine in een spuikoker. Plaatsing van een getijdenturbine in het snelstromende Marsdiep is onderwerp van onderzoek. De vraag is in hoeverre deze vormen van energietransitie zullen leiden tot aantasting van natuur- en landschapswaarden.
Monitoring is gewenst om de overstap naar hernieuwbare energie in het waddengebied goed te begeleiden. De gevolgen van (kleinschalige) experimenten met hernieuwbare energie voor natuur- en landschapswaarden dienen te worden gemonitord om te kunnen vaststellen bij welke opschaling andere belangen in het geding komen.
Speciale aandacht gaat uit naar de eventuele tekortkomingen in de basismonitoring die als onderlegger dient voor projectmonitoring van nieuwe activiteiten rond duurzame energie.
In vergelijking met andere kustgebieden wereldwijd is de temperatuur in het waddengebied de laatste 25 jaar onevenredig snel gestegen. Mogelijke gevolgen zijn een vervroegde intrek van garnalen in het voorjaar, verminderde aantallen juveniele platvis en immigratie van zuidelijke vis- en vogelsoorten. Eind mei 2014 presenteerde het KNMI de actuele klimaatscenario’s voor Nederland, waaronder hogere temperaturen, een sneller stijgende zeespiegel, nattere winters, heftigere buien en grotere kans op drogere zomers voor de komende decennia.
Aantallen en verspreiding van veel soorten en leefgebieden worden gemonitord vanuit Europese richtlijnen en trilaterale afspraken. Aansluitend bij de Nationale Adaptatie Strategie dienen ook effecten van maatregelen gemonitord te worden die de wadden meer weerbaar moeten maken tegen ongewenste gevolgen van klimaatverandering. Vanwege de mogelijke gevolgen voor de draagkracht van de Waddenzee zal een plan worden opgesteld voor continue metingen aan primaire productie van microalgen (in het water en op de bodem) in het hele waddengebied.
Op basis van beschikbare data over bevolkingsontwikkeling en aanwezige voorzieningen is duidelijk dat er op verschillende plaatsen in het waddengebied problemen zijn met leefbaarheid en verschuivingen in de bevolkingsopbouw. Zo stijgt het aantal 65 plussers en daalt het aantal jongeren in dit gebied. Vanwege deze relatieve kwetsbaarheid is meer gedetailleerde en actuele monitoring van de leefbaarheid gewenst waarbij rekening wordt gehouden met verschillen tussen deelgebieden in het waddengebied, en tussen de eilanden en het vasteland.
Om toekomstige ontwikkelingen in bevolking en leefbaarheid voldoende te begrijpen én om gemeentelijk en provinciaal beleid beter te kunnen ondersteunen, wordt een zogenaamde ‘leefbaarheidmonitor’ ontwikkeld en getest.
De nieuwe meetmethode maakt via het ruimtelijke gedrag (o.a. pendel, voorzieningengebruik) van inwoners van het waddengebied de relatie tussen dagelijkse activiteiten en leefbaarheid van bevolkingsgroepen meer inzichtelijk. Gelijktijdig worden ideeën voor verbetering van de leefbaarheid verzameld.
Gas- en zoutwinningen leiden tot bodemdaling in de diepe ondergrond, met mogelijke gevolgen voor de droogvalduur van wadplaten en daarmee de voedselbeschikbaarheid voor wadvogels. Daling van kwelders kan leiden tot een verhoogd risico van overspoeling van nesten tijdens het broedseizoen. Winning onder de Waddenzee is toegestaan onder voorwaarde dat de natuur er geen schade van ondervindt en wordt gelimiteerd door het meegroeivermogen van de wadplaten en kwelders. Mogelijke effecten worden gevolgd via langjarige meetprogramma’s.
Langjarige bodemdaling als gevolg van delfstofwinning is goed meetbaar in de diepe ondergrond en aan het oppervlak bij kwelders, maar veel lastiger aan het oppervlak van het getijdengebied door de hoge sedimentdynamiek binnen en tussen jaren. Gekeken wordt in hoeverre het mogelijk is om metingen aan hoogteligging en volumes van de droogvallende platen te verbeteren (o.a. satellietbeelden, LIDAR). Daarnaast wordt onderzocht hoe de onderdelen van de monitoring en de verschillende programma’s beter geïntegreerd kunnen worden.
De grote natuur- en landschapswaarden maken het waddengebied aantrekkelijk als vakantiebestemming. Alleen al in Nederland overnachten jaarlijks miljoenen toeristen in de Waddenregio. Onderdeel van de aantrekkelijkheid van dit gebied vormen rustende zeehonden op de wadplaten en miljoenen trekvogels die de Waddenzee als rust- en voedselgebied gebruiken tijdens hun vluchten tussen Arctische broedgebieden en Afrikaanse overwinteringgebieden. Bepaalde toeristische activiteiten kunnen echter tot verstoring leiden van wadvogels en zeehonden.
Om effectief beleid te bepalen voor de ontwikkeling van duurzaam toerisme is monitoring van toerisme en natuurwaarden essentieel. Er wordt een plan ontwikkeld om aantallen en verspreiding van recreatieve activiteiten in de ‘natte’ Waddenzee in kaart te brengen dat tevens te gebruiken is voor analyses van de impact op wadvogelpopulaties en zeehonden. Naast analyses van socio-economische gegevens over toerisme wordt gewerkt aan innovatieve en interactieve meetinstrumenten waarmee een ruimtelijk beeld van natuurbeleving en
-waardering door toeristen wordt geschetst.
In het trilaterale waddengebied bestaan er grote verschillen in economische structuur en ontwikkeling van eilanden, vasteland en havensteden. Bestaande economische data zijn tot nu toe echter zelden waddenbreed (nationaal, internationaal) bijeengebracht en geanalyseerd. Internationale schaalvergroting en specialisatie in productieketens leiden tot verschuivingen in concurrentieposities van bedrijven en gebieden binnen waardeketens – van grondstof naar eindproduct en markt. Begrip van concurrentieposities is een voorwaarde voor een effectief economisch beleid.
Met behulp van Nederlandse, Duitse en Deense gegevens over bedrijven en werkgelegenheid is een begin gemaakt met het creëren van inzicht in welke mate bepaalde bedrijfsactiviteiten groeien en hoe belangrijk verschillende typen bedrijfsactiviteiten zijn binnen de trilaterale Waddeneconomie.
Daarnaast wordt van de bedrijven in het Nederlandse waddengebied de (concurrentie)positie in de (internationale) waardeketen bepaald en gevisualiseerd aan de hand van een zogenoemde ‘Value Chain’ monitoring pilot.
Omdat schelpdieren een belangrijke ecologische functie hebben, waaronder als voedselbron voor vogels, zijn habitattypen met schelpdieren beschermd onder de NB-wet. Voor vergunningverlening zijn meerjarige afspraken vastgelegd in de beleidsbesluiten Zilte Oogst (2005-2020), het Mosselconvenant (2010-2020) en Meerjarenafspraken Handkokkelvisserij (2011-2018). Maatregelen en fasering zijn mede ingevuld vanuit economisch perspectief. Toekomstig beleid hangt o.a. af van effectiviteit van maatregelen en ontwikkeling van schelpdierbestanden.
Voor alle typen schelpdiervisserij vormt een goede beschrijving van het bestand van de desbetreffende schelpdiersoort de basis. Bestandsopnamen van kokkels, mosselen en andere schelpdieren vinden nu meestal plaats door handmatige metingen boven en onder water en zijn daarom arbeidsintensief en duur. Naast analyses van de mogelijkheden om dit soort metingen efficiënter uit te voeren (door gebruik te maken van ruimtelijke patronen), zal ook gekeken worden naar de mogelijkheden en beperkingen van nieuwe (remote sensing) technieken waaronder satellietopnamen.
Het waddengebied krijgt deze eeuw te maken met klimaatverandering en zeespiegelstijging. Daarmee verandert het gedrag van het morfologisch systeem van eilanden, buitendelta’s, geulen en platen. Dat heeft consequenties voor het risico op overstromingen doordat geulen dynamischer worden, erosie van wadplaten toeneemt en de golfaanval op de kust sterker wordt. De wadplaten kunnen binnen bepaalde grenzen meegroeien met de zeespiegelstijging. Het is nog onzeker hoe het waddengebied precies zal gaan veranderen en in welk tempo.
Om te kunnen voorspellen of het wadden-gebied op lange termijn een veilig gebied blijft, is meer kennis nodig over de morfologische en hydrodynamische ontwikkelingen, het meegroeivermogen van wadplaten en over hoe beproefde en innovatieve kustbeschermingsmiddelen kunnen worden ingezet. Daarnaast is actuele informatie nodig over klimaat (veranderingen), de morfologie van het waddensysteem, de staat van de waterkeringen en overstromingsrisico’s. Het Deltaprogramma Waddengebied heeft hiervoor een monitoringplan gemaakt.
In de Waddenzee worden verondiepingen in vaarwegen en havens gebaggerd en de baggerspecie vervolgens verspreid op de daartoe aangewezen locaties. Daadwerkelijk gebruik van de locaties wordt bepaald aan de hand van natuurlijke ontwikkelingen, nabijheid van kwetsbare gebieden en voortschrijdend inzicht. Over de invloed van baggeren en verspreiden van baggerspecie op de slibhuishouding en troebelheid van de Waddenzee is nog weinig bekend. Er is toenemende interesse in hergebruik van baggerspecie, o.a. voor herstel van kwelders.
Monitoring van fysische processen die leiden tot het baggerbezwaar van havens, en van de gevolgen van baggeren voor de verspreiding van slib in het water en op de wadbodem (platen en geulen) is momenteel zeer beperkt. Onderzocht wordt in hoeverre de gevolgen van baggeren en verspreiding voor de Waddenzee beter kan worden beschreven door een combinatie van metingen vanaf meetpalen in en nabij havens, monitoring vanaf schepen en modellen. Dit geldt zowel voor reguliere baggeractiviteiten als voor experimenten rond hergebruik van baggerspecie.